Dyslexie

“Dyslexie gevolg van slecht onderwijs”

“Dyslexie is te voorkomen”

“Slecht onderwijs is aanstichter van dyslexie”

“Dyslexie bestaat niet”

Ik zie de koppen langskomen nadat mijn collega Anna Bosman in het AD geïnterviewd is en de NOS er een item voor het journaal van gemaakt heeft.

De kwestie is een mooi voorbeeld van waar het in mijn boek Laat je niets wijsmaken over gaat: de taal van deskundigen is een taal die het vaak lastiger maakt om het verhaal van ons leven te vertellen. En in dát verhaal speelt zich ons leven af. Vandaar dat de groei van expertise ons vaak hindert en beperkt, ook al draagt de groei van wetenschappelijke kennis van oudsher de belofte in zich van vooruitgang voor de mensheid.

De rol van taal in ons leven wordt zó slecht begrepen.

Mensen gebruiken taal om zichzelf te begrijpen, om elkaar te begrijpen, om samenwerking op gang te brengen en op gang te houden, om hun wereld te vormen en te hervormen. Wetenschappers gieten hun expertise in een taal die hen toestaat allerlei technologieën te ontwikkelen. Dat leidt tot prachtige uitvindingen als het kompas, de microscoop, antibiotica, kijkoperaties, het internet en ga zo maar door. Maar wetenschappers die het menselijk gedrag bestuderen worstelen met hun technologie omdat ze die alleen maar met woorden kunnen bouwen. Als zij woorden als depressie, dyslexie, confirmation bias, trauma, afweermechanisme en dergelijke gewoon voor zichzelf zouden kunnen houden, binnen de muren van de universiteit, en daarmee technologische hulpmiddelen zouden kunnen bouwen die de leken zouden kunnen gebruiken zoals wij smartphones en medicijnen gebruiken… Tja, dan zouden we misschien in een Brave New World leven, beheerst door social engineers, en onwetend gelukkig kunnen zijn.

Maar experts zijn mensen net als wij, leken op bijna ieder ander gebied dan dat van hun specialistische deskundigheid. En dus sijpelen die technische woorden de alledaagse taal in. Dat is uiteindelijk bijna nooit een verrijking, maar meestal een verarming.

Want, mijn god, wat wordt bijvoorbeeld dat woord “dyslexie” onbeholpen gebruikt, alsof het een aangeboren beperking is, zoiets als een te kort linkerbeen, of een hazenlip. En dan krijg je dit soort opmerkingen:

“Mijn zoon heeft dyslexie en sinds dit ontdekt is, begrijp ik ook meer van mijn eigen moeite met spelling. Wat was dat een ramp, vroeger op school. Gelukkig voor hem dat hij dankzij de diagnose de spellingchecker mag gebruiken.”

Weet deze mevrouw wat zij zegt? Heeft zij een beter inzicht in de omstandigheden waarin zij met haar zoon en de leerkracht kan en moet samenwerken? Of heeft dit deskundigenjargon haar blik op ons leven vertroebeld? En erger nog: zit zo’n woord het gebruik van ons gezonde verstand in de weg?

In Laat je niets wijsmaken betoog ik dat dit laatste inderdaad het geval is.

Laten we de aanklacht van de dyslexie-hoogleraren nu alsjeblieft niet gebruiken om allerlei overhaaste conclusies te trekken en allerlei verantwoordelijken aan te wijzen. Laten we alsjeblieft ons gezonde verstand leren gebruiken. Hoe? Lees mijn boek! (En als dat je met je dyslexie niet lukt, kom dan eens naar een voordracht, of kijk hier naar wat ik er over zeg.)