Vragen stellen is luisteren en praten tegelijk

In Word zelf filosoof heb ik betoogd dat de alledaagse taal van onze meningen altijd zowel bindmiddel als splijtstof is. Dankzij die taal hoeven wij heel veel niet uit te leggen en delen wij vanzelfsprekend en stilzwijgend dezelfde wereld. Maar dankzij dat impliciete, onuitgesproken en vooronderstelde begrip, ligt het onbegrip altijd op de loer. Kijk maar eens naar een uitspraak als de volgende van Fethullah Gülen:

“God is de echte bezitter van alles… Mensen moeten dit geschenk verdedigen en beschermen. Het is heilig voor hen; ze zullen het niet beschadigen, noch toestaan dat het beschadigd wordt. Als het nodig is, zullen ze ervoor vechten en sterven.”

Gülen wordt aldus geciteerd door B. Jill Carroll in Een dialoog tussen beschavingen dat vandaag in het Nederlands verschijnt. Ik mag bij deze boekpresentatie als humanist iets komen vertellen omdat het boek, blijkens de ondertitel, gaat over Gülens islamitische idealen en het humanistische discours.

Als je dat citaat zo leest, ligt de splijtstof voor het oprapen. Hoezo God als “bezitter”? En hoezo “heilig”? En vanwaar die heftige, strijdlustige toon, zelfs tot aan de dood toe? Was Gülen niet één van de eerste islamitische leiders die de terroristische acties van 9/11 onmiddellijk veroordeelde met een ingezonden brief in the Washington Post?

Maar als je nu even een pas op de plaats maakt, dan zie je dat er tussen het bindmiddel en de splijtstof nog een ander talig fenomeen schuilgaat, een fenomeen dat ik in mijn nieuwe boek uitgebreid onder de loep neem en een prominente plaats geef in mijn analyse van ons gezonde verstand: het vermogen vragen te stellen. Want dit is wat ik echt doe, voordat ik die splijtstof opraap. Ik stel vragen. En al die woorden wakkeren ons onbegrip alleen maar aan als ik denk dat er vanzelfsprekende antwoorden op die vragen zijn. Natuurlijk is God niet de bezitter van het leven! Natuurlijk is er niets heilig! Maar deze antwoorden hoeven nog helemaal niet opgeroepen te worden door de vragen die ik stel. Het zijn immers vragen. Wat bedoel je met “bezitter”? En waarom gebruik je het woord “heilig”? Wat bedoel je daarmee?

Als je die vragen rustig tot je door laat dringen, dan zie je dat vragen – een prachtig, intrigerend talig vermogen – precies een tussenruimte openbaren die bestaat tussen twee tegengestelde vanzelfsprekendheden. Dat vraagt wel om een vertrouwensvolle en gastvrije openheid. Ook daarover schrijf ik in mijn nieuwe boek Laat je niets wijsmaken. Dit is dan wat je ziet aan die vragen, en het is precies in overeenstemming met wat Gülen zich voorstelt bij een interreligieuze dialoog. Als je een vraag stelt dan ben je niet primair met missiewerk bezig. Iemand die een vraag stelt probeert de ander niet te bekeren. Je bent als je een vraag stelt ook niet primair bezig je eigen hachje te redden. Iemand die een vraag stelt probeert zichzelf niet te verdedigen. Als je een vraag stelt, eerlijk en oprecht, dan overstijg je als het ware de twee uit de biologie bekende primaire reacties: fight of flight. Je bestrijdt de ander niet en je gaat er ook niet vandoor. Je stelt een vraag. Je bent nieuwsgierig. Dat is iets anders dan die twee andere, wat nieuwere biologische reacties: fright en freeze. Die twee hebben misschien wel iets met nieuwsgierigheid te maken, de spreekwoordelijke nieuwsgierigheid die een kat fataal kan zijn. Maar de nieuwsgierigheid die in een vraag gestalte krijgt doet iets anders. Socrates wist dat al heel goed.

Als je een vraag stelt, dan zeg je namelijk wel iets. Je spreekt. Maar je luistert ook. Je laat merken dat je de ander gehoord hebt. En dat je hem niet begrijpt. Door het stellen van een begripsvraag creëer je een gezamenlijke wereld, een wereld van gedeeld onbegrip. Dat is een wereld waarin wij met behulp van ons gezonde verstand samen heel goed de weg kunnen vinden. Niet gemakkelijk, maar wel goed. Zo betoog ik althans in Laat je niets wijsmaken. Over de macht van experts en de kracht van gezond verstand.