Fundering zonder selectie

Gelijkheid lijkt een groot goed in het onderwijs, vooral kansengelijkheid. Waar we het dan precies over hebben is echter helemaal niet zo duidelijk. Zelf ben ik altijd een voorstander geweest van onderwijs waarin iedereen zo ongelijk mogelijk behandeld wordt – omdat iedereen ongelijk is en verschillen zo leerzaam zijn, wat in het onderwijs toch een pluspunt moet zijn. Dankzij een keynote van Louise Elffers zie ik een nieuwe manier om mijn positie te formuleren.

De uitstekende keynote van Louise Elffers op de eerste dag van de Onderwijsdagen met de prachtig dubbelzinnige titel “Onderwijs maakt het verschil” heeft mij aan het denken gezet. Elffers heeft me de woorden gegeven om scherp te kunnen formuleren wat ik al lang meen en verdedig:

het funderende onderwijs hoort helemaal geen selecterende functie te hebben!

Aan de hand van twee bekende plaatjes laat Elffers zien dat kansengelijkheid een complexe aangelegenheid is.

Als we niet helder zijn over (1) waarop we (2) wie gelijke kansen willen geven en in (3) welke context we met (4) gegeven of potentiële verschillen om moeten kunnen gaan, dan is het gemakkelijk om stemming te maken, maar dan is het nog niet zo gemakkelijk te begrijpen waartoe die stemming ons aan kan of moet zetten. Als we iemand zoeken die goed in bomen kan klimmen, dan is het bijvoorbeeld best eerlijk om ieder dier dat ogenschijnlijk oneerlijke examen te laten doen. En waar staat die schutting voor waardoor dat kleine kind de honkbalwedstrijd niet kan zien?

Stel dat het om een stierengevecht gaat, of om ander gruwelijk geweld, dan draagt die schutting misschien juist wel bij aan het goede leven, door zinnig te selecteren. Je moet immers wat ouder zijn om tegen geweld te kunnen en als je ouder bent, ben je meestal ook langer, dus je kunt je voorstellen dat de schutting een eenvoudig werkbaar instrument is om te selecteren tussen degenen die wel en degenen die niet tegen geweld kunnen.

Elffers gebruikt deze analyse van de functie van de schutting om te benadrukken dat gelijkheid een kwestie van belang is in selectieve contexten. Zoals het gezegde immers ook luidt: gelijke monniken, gelijke kappen. Daar waar we een keuze moeten maken tussen verschillende mogelijke behandelingen, moeten we letten op de relevante kenmerken van degenen die een geselecteerde behandeling krijgen.

De vraag die voor mij dan prominent opdoemt is of er in funderend onderwijs sprake is van een selectieve context en of we dus, in het funderend onderwijs, reden hebben om gelijkheid een belangrijke waarde te vinden. Om het te vragen aan de hand van de cartoon: is er in het funderende onderwijs reden om te denken dat er een functie is voor een schutting? Zo’n schutting staat voor een bepaalde drempelwaarde, voor een categorische cesuur, voor het maken van een onderscheid tussen hen die wel ergens toegang toe hebben en hen die daar geen toegang toe hebben. Gelijkheid gaat in deze zin van het woord altijd gepaard met een gerechtvaardigde ongelijkheid. Leden van de ene groep zijn gelijk aan elkaar én op een relevante manier ongelijk aan de leden van een andere groep, die zelf juist weer wel gelijk zijn aan elkaar.

We kennen allemaal voorbeelden van het misplaatste gebruik van zo’n schutting: een kind dat leest op niveau M3 en dat in de bibliotheek geen boek van niveau E6 mag lenen; gymnasiasten die op schoolreis naar Rome gaan, terwijl havisten niet verder komen dan Keulen en vmbo’ers gezellig in de buurt blijven: Breda.

Maar zijn er in het onderwijs ook voorbeelden van het correct, zinnig, belangrijk en/of rechtvaardig gebruik van de schutting? Let op dat het hier niet om individueel maatwerk gaat, maar om het categorisch onderscheiden tussen groepen. We doen dat natuurlijk wel, omdat er vrijwel overal in het onderwijs gewerkt wordt met een leerstofjaarklassensysteem. Maar past dat bij het funderende onderwijs, het onderwijs dat we ieder kind aanbieden omdat we menen dat het voor ieder kind goed is om de basis op orde te hebben? Kunnen we in die basis, in dat fundament, schuttingen plaatsen?

Ik heb het nooit begrepen en ik meen dat het ongepast, oneerlijk en onrechtvaardig is. Funderend onderwijs is voor iedereen. Het geeft iedereen een basis die we belangrijk vinden. (Dat ik, tussen haakjes, meen dat die basis veel kleiner is dan veel anderen en ook helemaal niet zo funderend is als velen menen, doet hier niet ter zake.) Als we funderend onderwijs serieus nemen, dan betekent dit precies dat er voor niemand een schutting is die een deel van deze basis aan het oog onttrekt. Dat sommigen snel door die basis heen komen en anderen langzaam is geen enkele reden om hoe dan ook te selecteren.

Selecteren is immers iets anders dan differentiëren. Differentiëren is een kwestie van maatwerk bieden, geen kwestie van categorisch onderscheiden.

Als we funderend onderwijs een belangrijk en zelfs onmisbaar onderdeel van ons onderwijs vinden, dan zullen we schuttingen moeten vermijden, dan zullen we moeten inzien dat dit onderwijs betreft dat zich niet in een selectieve context afspeelt en dan zullen we moeten accepteren dat gelijkheid in dat funderende onderwijs geen belangrijke waarde is. Onderwijs maakt dan verschil waar geen verschil zou moeten zijn.

Wat dat betreft past mijn stellingname, voor wat het funderende onderwijs betreft, wel bij de ‘liberation’ waarvan in onderstaand plaatje sprake is.

1 Reactie

  1. Goh Jan, nu ik dit zo lees, heb ik een beter besef waarom ik ‘eerlijke kansen’ een fijn begrip vind. ‘Eerlijk’ is dat je rekening houdt met de verschillende omstandigheden van een kind of een groep kinderen en op basis daarvan die steun of middelen biedt die een gelijke uitkomst mogelijk maken. Dat is Equity in het Engels en in het Nederlands past daar ‘eerlijke kansen’ bij. Ik ben geneigd ‘liberation’ in deze context te beschouwen als irrelevant: er is immers altijd een verschil in omstandigheden. Maar misschien mis ik

Reacties zijn gesloten.