Nog niet eens zo heel lang geleden gold het als een pedagogisch aanbevelingswaardige opvatting te menen dat de wil van kinderen gebroken moest worden. Pas dan zou die wil op een gedisciplineerde manier opgebouwd kunnen worden tot een beschaafde wil. Het idee was dat de brute wil losgemaakt moest worden van de lichamelijke driften waaruit zij voortgekomen was en gekoppeld moest worden aan het redelijke verstand.
Of dit een coherente opvatting is, weet ik niet. Maar net als iedereen vind ik het wel een verwerpelijke opvatting. Zo ga je niet met de wil van kinderen om.
Maar hoe dan wel?
Dat is een vraag die we onszelf in opvoeding en onderwijs helaas niet eens meer stellen. Er is niets voor de oude, verwerpelijke opvatting in de plaats gekomen. We negeren de ontwikkeling van de wil van kinderen zo goed als mogelijk. Af en toe kunnen we er niet om heen en bewijzen dan een wanstaltige lippendienst aan het respect dat hun autonomie verdient. Als jouw ouders gaan scheiden en jij bent ouder dan twaalf jaar, dan moet de rechter jou vragen wat jij het liefste wilt. En ook als je voor een studiekeuze staat, vindt iedereen het oprecht belangrijk dat jij je grondig afvraagt wat je het liefste wilt.
Maar wat je dan moet doen om je dat grondig af te kunnen vragen, dat vertellen we er niet bij. We hebben vermoedelijk geen flauw idee. En we hebben het al helemaal niet over hoe je jouw wil dan zou kunnen ontwikkelen, hoe jij hem zou kunnen disciplineren, beschaven, opbouwen. In het reguliere onderwijs wordt geen enkele systematische aandacht besteed aan het vormen van onze wil.
Ik vind dat een schande.
Het is niet zo verwerpelijk als het opzettelijk breken van de wil – hou me ten goede – maar het is een serieuze tekortkoming in ons onderwijs waarmee wij heel wat schade berokkenen. Die schade is overigens niet alleen een effect van het gebrek aan aandacht voor de wilsontwikkeling. Zij is ook een onbedoeld bij-effect van de nadruk op de cognitieve ontwikkeling en het daarbij behorende methodische onderwijs. We laten kinderen hele kleine stapjes zetten en toetsen voortdurend of ze die stapjes inderdaad gezet hebben. We laten kinderen daardoor ervaren dat het ontwikkelen van hun vermogens een kwestie is van opdrachten goed uitvoeren.
Dat is misschien een goed idee in het cognitieve domein. En ik wil zelfs nog wel geloven dat het een goed idee is in het sociaal-emotionele domein.
Maar het is geen goed idee in het domein van de wil. Je moet kinderen niet extrinsiek motiveren als je hun wil wil ontwikkelen.
Het is tekenend voor ons eigen gebrek aan inzicht in onze wil dat wij de taak van het vormen van de wil miskennen in de vorm van het grootste onderwijskundige probleem van dit moment: het gebrek aan intrinsieke motivatie bij onze leerlingen en studenten.
Wat een ironie!
Zullen wij ze weer durven dwarsbomen? Zullen we ze frustreren? Zullen we durven stoppen met het verdoven van hun wil en het ze moeilijk maken? Niet cognitief, of sociaal-emotioneel. Maar in het domein van de wil.
Zullen we daar eens aandacht voor durven opbrengen? Laten we echt het gevecht aangaan met hun wil. En dus ook met onze eigen wil. Wie weet dat we dan met vallen en opstaan onze kinderen – en onszelf – kunnen helpen leren wat ze met hun wil kunnen bereiken. En wat niet.
Beste heer Bransen en Teuling,
Leuk om uw beider enthousiasme te lezen: de goede bedoelingen zijn evident. Wat bedoelen jullie echter met “de wil (van kinderen)”? Wat bedoelt u meneer Teuling, als u zegt dat u kinderen hun “eigen wil laat uitvoeren”? Ik moet bekennen dat ik niet in staat ben om een heldere definitie te geven van “de wil”, laat staan van mijn eigen wil. Benieuwd naar jullie reacties!
Dat is een goede vraag, ja, wat is “de wil”? Dat is het idee van deze blog: dat we die vraag vaker gaan stellen in het onderwijs voordat we ons storten op het probleem van de intrinsieke motivatie.
Er is door filosofen veel goeds geschreven over de wil. Het woord “de wil” is dan natuurlijk een abstractie, net als “de mens”. Net zo min als “de mens” letterlijk, aanwijsbaar bestaat, bestaat “de wil”. Mensen hebben heel veel verlangens, aanleidingen om iets te gaan doen. Die kunnen sterk of zwak zijn, in harmonie of tegengesteld, kortstondig of langdurig, eigen of vreemd. Het bijzondere aan mensen is dat we ons op de een of andere manier tot die verlangens kunnen verhouden. We vinden iets van onze eigen verlangens. En we vinden er niet alleen in cognitieve zin iets van, maar ook in volitionele. Dat wil zeggen, we constateren niet alleen dat we een of ander verlangen hebben, nee, we willen iets met of van of over onze verlangens. We zouden willen, zo kun je dan zeggen, dat onze wil zus of zo zou zijn. Ik schreef er een eerder blog over.
Doordat we iets kunnen willen over onze eigen wil, kunnen we zorgen voor een beetje structuur en samenhang in de warboel van al onze verlangens. Dat noem ik het ontwikkelen van de wil. Wij zouden daar in ons onderwijs aandacht aan moeten besteden, maar natuurlijk niet alleen maar cognitieve aandacht. Het gaat er niet om dat je allerlei theorietjes leert over hoe verlangens met elkaar kunnen samenhangen, wat je allemaal zou kunnen doen als je tegengestelde verlangens hebt, hoe je zou moeten ontdekken dat je verlangens hebt omdat iemand anders jou die op de een of andere manier heeft aangepraat. Kan allemaal reuze interessant zijn. Maar het zouden geen “weetjes” moeten zijn, om het zo te zeggen, maar “willetjes”. Het onderwijs zou aandacht moeten leren besteden aan het leren willen willen. En die aandacht zou ook zelf weer volitioneel moeten zijn, van zowel de leerkracht als de leerling. Dat bedoel ik met het onderwijzen van de wil.
Fantastische analyse en helemaal eens!
Het onderwijs is in mijn ogen al lang op een zeer bedenkelijk niveau aangeland. We leiden en voeden kinderen op voor een maatschappij die straks niet meer bestaat. Ongelooflijk dom!
Ik val wel eens in als docent wiskunde en de kinderen lopen met me weg omdat ik ze hun eigen wil laat uitvoeren en dat kan door creatief te zijn!