Kennisbasis

Een van de centrale begrippen die zorgen voor veel misverstanden in de wereld van het onderwijs, is het begrip ‘kennisbasis’. Veel discussies over onderwijsvernieuwing lopen uit op teleurstellend wederzijds onbegrip, omdat er zo slecht nagedacht wordt over dit begrip. Mijn diagnose wijst op het cruciale verschil tussen de manier waarop wij onze moedertaal leren spreken en de manier waarop wij een vreemde taal aangeleerd krijgen.

Er waart een manifest door het onderwijsbestel – het manifest van de kennisbasis. Iedere onderwijsvernieuwer krijgt het manifest voor de voeten geworpen. Als je iets aan het curriculum wil doen, of aan het toetsen, of het lesgeven, als je de wil van de leerling niet langer meer wilt negeren, steeds is daar onmiddellijk dat expliciete manifest dat tegen je ingebracht wordt. “We moeten wel de kennisbasis beschermen. Zonder kennisbasis kan een leerling de samenleving niet betreden. We hollen als kennissamenleving binnen Europa achteruit als we daar niet op blijven hameren.”

Maar wat is een kennisbasis?

Als je daar serieus en oprecht naar vraagt, en ernstig doorvraagt, verzandt al dat luidruchtige gewaarschuw al gauw in troebel gemompel. Eigenlijk weet men het niet, en omdat er doorgaans gebouwd wordt op verkeerde voorbeelden, eindigen zulke gesprekken zinloos en gaat iedereen naar huis met het nare gevoel dat we langs elkaar heen hebben gepraat. 

Hier is mijn diagnose: er is een cruciaal verschil tussen het leren van je moedertaal en het leren van een vreemde taal. Het leren van een vreemde taal geeft je vervolgens gemakkelijk een verkeerd idee van wat een kennisbasis is.

Voor je moedertaal heb je geen kennisbasis nodig. Je hebt natuurlijk wel een basis nodig, maar dat is fundamenteel een praktische en normatieve basis. Wat je namelijk nodig hebt is dat je leeft en dat je in leven blijft dankzij de betekenisvolle, sociale biotoop waarin je geboren bent. Meer is het niet. Omdat je leeft, leer je, ontwikkel je gewoonten, vind je manieren om je lichaam te gebruiken en je levenslust vorm te geven. Daartoe gebeurt wat voor mensen noodzakelijkerwijs gebeurt: je leert de taal verstaan die de mensen om je heen spreken. En je leert je in die taal verstaanbaar maken, omdat dat jouw manier van leven is. De basis van jouw moedertaal is niets meer en niets minder dan jouw leefwereld. Let wel, dat is niet een object dat je kent maar een omgeving waarin jouw leven leefbaar is. 

Ik heb er geen moeite mee dit een ‘kennisbasis’ te noemen, maar dan is dat vooral een competentie, een kwestie van kunnen, een ‘know how’. Maar wat hierbij cruciaal is: het is niet iets dat één enkel individu op zichzelf (“in zijn hoofd”) heeft. De competentie die hoort bij de eerste taal die je leert spreken, is een volstrekt sociaal, relationeel en contextueel gegeven. Je kunt niet in je eentje lid van een taalgemeenschap zijn, zoals je ook niet in je eentje een broer of zus kunt zijn.

De grote vergissing van de mensen die zo graag het manifest van de kennisbasis verdedigen, is te denken dat leren wezenlijk lijkt op het verwerven van een vreemde taal. Daar hoort een kennisbasis bij, zeggen ze dan. Je moet immers eerst een woordenschat opbouwen, je moet de grammatica leren beheersen, en daarna, pas als die kennisbasis er is, pas dan ga je die boel integreren en komen al die hogere vaardigheden tot stand die met praktische toepassing te maken hebben. Je kunt niet gaan construeren, zo heet dat dan, als je nog geen materiaal hebt. Vandaar de opbouw in het lesprogramma. Eerst maar eens de kennisbasis aanleggen. 

Zie je het misverstand? Als je denkt dat het leren van een vreemde taal met een kennisbasis begint, dan zie je onnadenkend de cruciale rol over het hoofd die jouw leefwereld in de achtergrond speelt tijdens het leren van deze tweede taal. Dan ga je die taal niet leren beheersen als een taal, als een huis om in te wonen. Dan streef je in jouw leerproces niet het lidmaatschap van een taalgemeenschap na. Dan wordt het, en blijft het, het verwerven van een verzameling vertaalinstructies. Die instructies parasiteren noodzakelijkerwijze op jouw praktische vermogen je weg te vinden in jouw leefwereld. Dat lukt met de moderne talen nog best, omdat die als natuurlijke talen geworteld zijn in ons moderne leven. Maar vanuit het Nederlands naar het Engels of Spaans blijven vertalen is natuurlijk iets anders dan Engels of Spaans leren spreken. 

Stel je eens voor wat deze kennisbasis-aanpak betekent voor scheikunde, biologie, wiskunde, geschiedenis, enzovoort. Dan blijf je scheikunde vertalen vanuit jouw leefwereld en stap je nooit de scheikundige wereld in. Dan blijft geschiedenis een verzameling feiten die je moet zien op te slaan in je lange termijngeheugen en lukt het je nooit oog te krijgen voor het historisch perspectief, stap je nooit de historische wereld in, de wereld die intrinsiek temporeel, dynamisch en van voorbijgaande aard is, die van vroeger naar later beweegt. 

Jammer, hoor, al dat onbegrip over wat kennis is. Dat is voor mij een van de ernstige pijnpunten van de huidige ideeën over leren en onderwijs. In het tweede, vijfde en achtste hoofdstuk van Gevormd of vervormd? Een pleidooi voor ander onderwijs ga ik dieper op deze problematiek in.

6 Reacties

  1. Na het lezen van het boek, lees ik nu de blogs. In het boek wordt mij niet duidelijk wat jij zou doen met “taal” in het onderwijs. In deze blog wordt me duidelijk dat je wil aansluiten bij het taalgebruik van het kind. Bedoel je dan ook bij de vauten die het kind maakt of wil je die wel corrigeren? op de basisschool alleen maar rode strepen gezien in mijn dictee. Dankzij kinderboekenschrijvers ( o.a joke van leeuwen, ted van lieshout) ben ik, als volwassen docent, de taal gaan waarderen, omdat zij oog hadden voor hoe kinderen schrijven en lezen. Mooiste tekst van Gus Gilst “ik schrijven strafwerk” over de relativiteit van vervoegingen.

    1. Corrigeren is één van de belangrijke middelen die we gebruiken om onze omgang te laten slagen. Zie daarvoor ook de eerste blog over gepersonaliseerd leren.
      Ik zou zelf de nadruk nooit exclusief leggen op de juiste spelling, maar er zijn natuurlijk volop spelfouten die tot onnodige misverstanden leiden. Vandaar dat het corrigeren van spelfouten er ook bij hoort, ja.
      Alleen rode strepen in je dictee zijn natuurlijk vreselijk. Wat dat betreft kunnen sommige docenten nog wel wat leren van ouders die reageren op de eerste taaluitingen van hun peuters, want dan hoor je een en al bewondering.

  2. Ik kan me voorstellen dat veel docenten een opvatting over ‘kennisbasis’ hanteren die overeen komt met de fundamentele laag van de taxonomie van Bloom of Kratwohl. Hoe verhoudt zich uw opvatting daartoe?

    1. Het is, denk ik, een fundamentele fout van Bloom geweest om de term ‘knowledge’ te gebruiken voor een vaardigheid die niet meer omvat dan ‘herkennen’, ‘onthouden’, ‘herinneren’. Vergelijk het hiermee: het is nogal vreemd om te zeggen dat je bijvoorbeeld Aboutaleb kent als je daarmee alleen bedoelt dat je hem zal herkennen als je hem tussen vijf andere burgemeesters ziet staan. Het voert nu te ver om hier dieper op in te gaan, maar zie bijvoorbeeld ook deze blog over kennisoverdracht. Als dat ook nog niet genoeg is, zie dan het tweede hoofdstuk van mijn aanstaande boek.

    1. Dat lijkt mij veel te laat. Want dan moet je die literatuur wel kunnen lezen.
      Dat is nu precies het verschil met het leren van de eerste taal. Die wereld betreed je als je nog niet eens kunt lezen. Daar komen later al die schrijvers van, die hun jeugd talig moeten zien te verwerken.

Reacties zijn gesloten.