Over dikke schoolboeken en dunne docenten

Er is een beweging gaande in het onderwijs en misschien zelfs wel in de samenleving als geheel, een mentaliteitsverandering. Jarenlang hebben we gedacht dat het systematisch in kaart brengen van denkstappen, beslisbomen en methodieken ons zou helpen betere resultaten te boeken. Maar wat we al die tijd over het hoofd zagen is dat bouwen op protocollen ons oordeelsvermogen aantast. En dat ondermijnt op termijn ons functioneren, omdat we juist dat oordeelsvermogen nodig hebben om goed met protocollen om te kunnen gaan.
Vandaar die nieuwe mentaliteit die aan de horizon gloort, waarin controledwang plaats gaat maken voor medemenselijk vertrouwen.

Het is natuurlijk een prachtige beeldspraak van Frits van Oostrom, die in zijn Kohnstammlezing van 2007 verontrust constateerde dat hij de schoolboeken steeds dikker zag worden en de docenten steeds dunner. We zijn inmiddels bijna veertien jaar verder en de mentaliteit die Van Oostrom met bezorgdheid zag aanzwellen, hebben we nog steeds niet weten te keren. Maar de barsten worden wel zichtbaarder. Samenwerking laat zich niet dicteren in strakke protocollen. Wie dat wel verwacht en op protocollen probeert te bouwen, maakt meer stuk dan ons lief is.

De langzaam kapotbrekende mentaliteit die ons onderwijs in haar greep heeft, is gebaseerd op een vertroebeling van het onderscheid tussen de functie van een onderdeel van een mechanisme en de functie van een mens in een organisatie. Het deksel van een waterkoker heeft een duidelijke functie. Het zorgt dat de druk oploopt als het water kookt en die verhoogde druk zorgt ervoor dat de waterkoker zichzelf uitschakelt zodra het water kookt. Een duidelijke stap in het ik-ga-nu-thee-zetten-protocol luidt daarom dat je het deksel sluit, nadat je de waterkoker gevuld hebt en voordat je de stroom inschakelt. 

Stel dat ik in mijn keuken een functionaris in dienst zou nemen die geen andere taak zou hebben dan het sluiten van het deksel van de waterkoker, dan zou ik die functionaris een helder en eenduidig protocol kunnen meegeven en mogen verwachten dat hij zich volstrekt aan dat protocol zou houden. Hij heeft een even duidelijke functie als het deksel en kan als het ware zelf beschouwd worden als een onderdeel van het mechanisme.

Stilzwijgend zou ik zelfs in dat geval echter allerlei impliciete verwachtingen van deze functionaris hebben, die ik niet heb van het deksel van mijn waterkoker. Als er brand zou uitbreken, of er zou geen water meer uit de kraan komen, of er zou aan de deur gebeld worden, of ik zou door de rest van mijn personeel gefeliciteerd worden met mijn verjaardag, dan zou ik in al die gevallen verwachten dat de functionaris zijn protocol onderbreekt en het juiste, gepaste gedrag vertoont. Dat verwacht ik niet van het deksel van mijn waterkoker.

Hoe weet die functionaris wanneer zich iets voordoet dat van hem vereist dat hij het protocol onderbreekt? En hoe weet die functionaris wat in die situatie dan het juiste, gepaste gedrag is? Dat zijn goede en belangrijke vragen en de foute reactie op die vragen is te denken dat we daarvoor extra regels zouden moeten opnemen in het protocol. Natuurlijk doen we dat niet. Ik vertrouw daarvoor uiteraard gewoon op de brede menselijke bekwaamheid van mijn functionaris. Ik vertrouw er met andere woorden stilzwijgend op dat hij de ruimte herkent waarin het op zijn eigen oordeelsvermogen aankomt om te besluiten het protocol te volgen of te onderbreken. 

Dit is een heel wezenlijk, fundamenteel verschil.

Stilzwijgend maak ik hiermee namelijk duidelijk dat mensen geen mechanismen zijn, dat protocollen voor hen niet meer dan vuistregels zijn, en dat er altijd – maar dan ook echt altijd – impliciet vertrouwd moet worden op hun brede menselijke bekwaamheid. Op ieder moment tijdens het volgen van het protocol wordt er impliciet een beroep gedaan op hun eigen oordeelsvermogen. Dat is niet te omzeilen. Dat laat zich niet buitenspel zetten. Dat kan niet vervangen worden door een zo volledig mogelijk protocol. Het oordeelsvermogen van mensen is onmisbaar in iedere sociale interactie.

In feite is dit een heel simpel inzicht. Maar het heeft verstrekkende gevolgen. Als ik dit evidente verschil tussen deksels en mensen namelijk niet in de gaten heb, realiseer ik me niet dat ik mijn functionaris impliciet niet als een onderdeel van een mechanisme beschouw, terwijl ik hem tegelijkertijd ook wel als zodanig beschouw voor zover ik denk dat hij zich alleen maar aan zijn protocol hoeft te houden. Hoe belangrijker ik het protocol vind, hoe meer ik verstrikt raak in een mentaliteit die dubbelzinnig is en die de functionaris in een catch 22 klemzet.

Een functionaris die op deze manier klemzit, zal zo af en toe een fout maken. Nu zou je denken dat fouten erbij horen en dat we daarvan kunnen leren, dat onze brede menselijke bekwaamheid zich daardoor verder zal kunnen ontwikkelen. Dat is ook zo. Maar in het geval van een functionaris die een protocol hanteert, lopen we het risico dat we gaan geloven in een specifieke interpretatie van die fout. De fout kan namelijk toegeschreven worden aan een onduidelijkheid in het protocol. Die optie is er altijd en als ik dan de brede menselijke bekwaamheid van mijn functionaris niet helemaal vertrouw, of denk dat voorkomen beter is dan genezen, dan krijg ik al gauw de neiging om het protocol te willen uitbreiden met een extra regel. Precies dat zijn we al jaren en jaren aan het doen, met te dikke schoolboeken als gevolg en te dunne docenten.

Die docenten voelen zich niet gezien. Ze voelen zich niet bekwaam. En ze worden ook almaar minder bekwaam hoe sterker we benadrukken dat er protocollen zijn die beschrijven hoe zij hun werk moeten doen.

Dat is maar één van de nare consequenties van het cognitivistische mensbeeld, dat vooronderstelt dat mensen zelf mechanismen zijn, mechanistische informatieverwerkers. Ik schreef daar eerder een boekje over dat ik zelf een van mijn aardigste boekjes vind: Je brein of je leven.

5 Reacties

  1. Wat fijn dat er mensen zijn zoals u die het onderwijssysteem in beweging probeert te brengen. Ik loop met mijn zoon vast in dit onderwijsstelsel maar het lezen van uw blogs geeft hoop.

  2. Wat gelooflijk treffend, verhelderend en beeldend beschreven Jan!

    1. Dank je. Ik denk dat je “ongelooflijk” bedoelt. Of heb je een nieuw woord bedacht?

      1. ik vind ‘gelooflijk’ prachtig.
        En je blog ook weer Jan. Het maffe is dat we in een samenleving leven waarin er op allerli manieren kantelingen gaande zijn. We accepteren niet meer dat de wijsheid van bovenaf komt. We willen zelf meedenken, meningen hebben, ons handelen bepalen op basis van eigen afwegingen. En vervolgens lijkt het onderwijs de afgelopen decennia de leraar juist meer te beschouwen als uitvoerder van een opdracht die door anderen bedacht is. Vreemd

Reacties zijn gesloten.