Permanente educatie

De onderwijsraad heeft het al door en hogescholen en universiteiten krijgen het langzaam door: permanente educatie verdient een structurele plek in het onderwijsstelsel. Dat betekent enerzijds wat iedereen denkt dat het betekent: dat volwassenen gedurende hun gehele loopbaan zullen blijven leren. Maar het betekent anderzijds verrassend ook dat het initiële onderwijs veel korter kan duren. Laat kinderen maar vanaf hun twaalfde levensjaar een paar dagen per week gaan werken. Gun ze die vrijheid. En heet ze van harte welkom als ze pas na een jaar of tien, of nog meer, het idee krijgen dat ze niet genoeg geleerd hebben.

In de laatste publicatie van de Onderwijsraad formuleert de raad vertrekpunten voor aanpassingen aan het bestaande onderwijsstelsel. Dat was jarenlang taboe in Den Haag, maar de knelpunten in het onderwijs zijn inmiddels zo ernstig dat er nu toch echt iets gedaan moet worden. Eén van de knelpunten heeft te maken met het feit dat het huidige stelsel is ontworpen voor kinderen en jongeren en niet voor (werkende) volwassenen. Dat knelt, aldus de raad, omdat onze hedendaagse dynamische samenleving van ons vraagt dat we niet alleen voorafgaand aan betaald werken moeten leren, maar dat een combinatie van werken en leren nodig blijft gedurende de gehele loopbaan. De Onderwijsraad formuleert daarom het volgende vertrekpunt: 

Geef permanente educatie een structurele plek in het onderwijsstelsel

Prachtig. Ik ben het daar helemaal mee eens. Dit sluit mooi aan bij mijn pleidooi voor ander onderwijs. Leren doe je immers je hele leven lang en een samenleving die dat goed tot zich laat doordringen trekt daar conclusies uit die tot een nieuwe visie dwingen op onderwijs. Als wij ons leven lang zullen blijven leren, dan zal onderwijs altijd deel uit moeten blijven maken van ons leven. Tot de dood ons scheidt. 

Dat vat de raad mooi samen in het begrip ‘permanente educatie’. Het idee van een leven lang leren lijkt ons daarbij vooral te wijzen op het belang van post-initieel onderwijs. Dat wil zeggen, als je het initiële onderwijs eenmaal achter de rug hebt en de arbeidsmarkt betreden hebt, dan is je onderwijs nog niet echt voorbij. Voor iedere volwassene blijft een voortdurend onderwijsaanbod nodig. Er is, zoals ik dat in Gevormd of vervormd? beschrijf, in feite geen laatste schooldag meer. Ik citeer in dat verband, een beetje plagerig, de Eagles die in Hotel California zingen: ‘You can check out any time you like, but you can never leave.’

Ik kan mij de bittere, inktzwarte en sombere reactie voorstellen van menig jongere die zich in het voorgezet onderwijs opgesloten voelt. “F**k it. Dus hier komt nooit een einde aan…?”

Maar dat is veel te snel naar conclusies gesprongen. Want als je permanente educatie werkelijk serieus neemt en het niet langer ziet als iets dat bedoeld is voor kinderen en jongeren, dan is er geen enkele reden om het initiële onderwijs zo lang te laten duren als wij nu doen. In plaats van nog langer opgesloten, betekent permanente educatie juist: veel eerder bevrijd.

Daarvoor pleit ik in Gevormd of vervormd? Al vanaf een jaar of twaalf wil ik de schooltijd beperken tot een dag of drie per week. Jongeren gaan twee dagen per week buitenschools leerwerken, zoals ik dat noem. Vanaf een jaar of zestien gaan ze gewoon helemaal aan het werk. Hun tussendecennium begint. Als dan na een jaar of tien (bij de een veel eerder, bij de ander veel later) het verlangen naar meer onderwijs ontstaat, als ze tegen een serieuze leervraag oplopen, dan zijn ze van harte welkom in het post-initiële onderwijs dat ruim voorhanden zal zijn en zal blijven. Tot de dood hen scheidt.

Ze hoeven niet naar school, maar ze kunnen wel, als ze willen. 

Ik denk daarbij aan al die heerlijk gemotiveerde mensen van middelbare leeftijd die je ook op dit moment al aantreft bij cursussen van Vrije Academies of die de weg hebben weten te vinden naar deeltijdopleidingen zoals bijvoorbeeld die van de Open Universiteit. Bij een echte herziening van het stelsel zal dit post-initiële onderwijs natuurlijk veel en veel omvangrijker zijn. Hogescholen en universiteiten zijn zich daar inmiddels al schoorvoetend op aan het voorbereiden en als het aan mij ligt gaan ze daar met gezwinde spoed serieus werk van maken.

Dat is de grote winst van permanente educatie. Je leert omdat je wilt en wanneer je wilt.

Benadelen we hele generaties jongeren als we ze veel vroeger, en ook nog eens zonder diploma, uit het initieel onderwijs laten uitstromen? Nee. Wie dat denkt, zit vast aan de kaders die de Onderwijsraad juist wil doorbreken. Onderwijs zou niet ontworpen moeten zijn voor alleen de kinderen en de jongeren. Iedereen die op enig moment in zijn leven vindt dat hij nog niet genoeg geleerd heeft, mag het onderwijs weer in. De educatie is immers permanent.

Is er dan geen cruciale kennisbasis die je nodig hebt om überhaupt in de maatschappij te kunnen functioneren en die je op een later moment niet meer leren kunt? Dat is een ingewikkelde vraag waar allerlei misverstanden in besloten liggen. Ik hou het even kort bij drie opmerkingen.

1. Baby’s worden zonder diploma geboren. Blijkbaar kunnen ze al vanaf de geboorte leven en deel uitmaken van onze samenleving. Natuurlijk niet in hun eentje in een mandje waar niemand naar omkijkt. Maar laten we eerlijk zijn: niemand van ons kan in zijn eentje leven. Dat deze soms wat kille en anonieme samenleving dat van ons lijkt te vragen is kwalijk genoeg. En onterecht genoeg. Daar moeten we niet intrappen (maar dat is een onderwerp voor een andere blog).

2. Kennisbasis is een misleidend woord waarover ik al een blog schreef.

3. Zijn er dingen die je later niet meer kunt leren? Dat is een complexe en betwiste kwestie die vermoedelijk empirisch nauwelijks te bestuderen is. Mensen vormen een taalgemeenschap. Als je de toegang tot jouw taalgemeenschap niet voor elkaar weet te krijgen – dat wil zeggen, als je geen moedertaal verwerft, niet leert spreken en verstaan – dan zal er veel zijn dat je niet zult kunnen leren. Vandaar dat ik wel pleit voor primair onderwijs waarin jij uitgedaagd wordt om je stem te laten horen en de woorden van anderen te leren begrijpen. Ik wil iedereen graag een volwaardig lid laten worden van onze taalgemeenschap. Als je dat eenmaal bent, komt de rest wel als en zodra jij dat nodig vindt. (Waarbij ik, tussen haakjes, in Gevormd of vervormd? opmerk dat het mogelijk is dat jij dat alleen maar nodig vindt omdat je begrijpt – begrijpt – waarom de mensen om jou heen dat nodig vinden.)

6 Reacties

  1. Dit is precies wat ik al jaren met veel plezier maar grote moeite probeer vorm te geven. Geweldig de taal te lezen die hopelijk deze onderwijsvorm tot uitvoering brengt! Wel graag ook aandacht voor kunst en creativiteit om taal en rekenen voor élk kind behapbaar aan te bieden.
    Ik geef het door. Samen de handen uit de mouwen om goed onderwijs te bouwen!

  2. Wat een geweldig idee! Vertrouwen op het gegeven dat elk mens van nature nieuwsgierig is en wil leren. Ik denk dat er dan alleen nog maar intrinsiek gemotiveerde leerlingen deelnemen aan het onderwijs. En dat zal m.i. verstrekkende positieve gevolgen hebben. Yes, het kan!

  3. Toch is het echt nodig on wat meer te informeren over de wisselwerking motivatie-vermogen. En wat te doen met mensen die echt niet meekunnen in het onderwijs.

    1. Ja, er is aandacht nodig voor de relatie tussen ‘kunnen’ en ‘willen’. Dat is complexe materie. In hoofdstuk 4 van Gevormd of vervormd? besteed ik daar aandacht aan. Hier is een korte passage (p. 93) om alvast een idee te geven van het betoog in dat hoofdstuk:

      Menselijke vermogens, dat waartoe wij in staat zouden kunnen zijn, zijn principieel niet precies te definiëren. Ik kan niet programmeren, althans nu niet. Maar ik zou het best kunnen leren, wat dus eigenlijk betekent dat ik het in potentie al kan; het is een van de te ontwikkelen vermogens die ik heb. En dat geldt voor van alles en nog wat. Kruisboogschieten, integraalrekening, Swahili spreken, Devanagari schrijven, accordeon spelen. Maar hoewel ik het allemaal zou kunnen leren, zijn er onmiskenbaar grenzen aan de mate waarin ik die vermogens uiteindelijk zal kunnen actualiseren. En het fascinerende is dat die grenzen zich, ergens, op een of ander niveau, in onze wil bevinden. Als we daar, in onze wil, op die grenzen stuiten, dan kunnen we iets niet omdat we het niet willen, omdat we het niet kunnen willen en niet willen kunnen.

Reacties zijn gesloten.