Ruimte voor talent

Talent is een behoorlijk ongrijpbaar fenomeen, omdat we er doorgaans iets anders mee bedoelen dan dat iemand iets buitengewoon goed kan. We bedoelen met talent dat iemand een uitzonderlijk vermogen in zich heeft, nog vóórdat het zich heeft gemanifesteerd. Maar hoe weten we dat? Daar krijgt talent een connectie met deskundigheid die mij zorgen baart. Liever zou ik talent daarom definiëren als groeitalent, als het vermogen zich uitzonderlijk snel te ontwikkelen. Dat kan in allerlei richtingen en dan verdient het aanbeveling talent gewoon de ruimte te geven en niet te laten opeisen – en inperken – door deskundigen die doen alsof ze een talent hebben om talenten te herkennen.

Voor de meeste voetballers heeft een steenrijke club als Paris Saint-Germain geen 220 miljoen over, dus Neymar zal echt wel talent hebben, net als Mozart die als driejarige peuter al klavecimbel speelde en op zijn vijfde zijn eerste compositie schreef. Maar wat is talent? En hoe ontdek je het voordat het zich ten volle ontplooid heeft? Hadden Clint Eastwood, Arnold Schwarzenegger en Ronald Reagan altijd al een politiek talent, of hebben ze aan hun ervaring als acteur genoeg gehad om op late leeftijd in de politiek te excelleren?

Talent is een behoorlijk ongrijpbaar fenomeen omdat het enerzijds iets te maken heeft met uitzonderlijke prestaties – zoals bij Neymar – maar anderzijds iets met de jonge leeftijd waarop het zich als potentie manifesteert – zoals bij Mozart. De zuivere gevallen van talent zijn daarbij die waarin we in feite alleen nog maar over een grote belofte kunnen spreken. Mozart is daarom als wonderkind eigenlijk een slecht voorbeeld. Diens talent is immers nooit latent geweest. En misschien is Neymar ook een slecht voorbeeld. Die heeft immers in zó gunstige omstandigheden zó hard en intensief kunnen trainen dat hij wellicht ook zonder talent daar had kunnen komen waar hij nu is. 

Talent is potentie, is een uitzonderlijk vermogen dat geactualiseerd zal kunnen worden, maar dat nog niet tot volle ontplooiing is gekomen op het moment dat we erover willen spreken. Talent is daarom vooral ook exceptionele groeipotentie. Dat maakt talent ook zo ongrijpbaar. Want hoe kun je groeipotentie herkennen, of zelfs aantonen, als het uitzonderlijk is, daadwerkelijk actualiseerbaar moet zijn, maar nog niet ontwikkeld is? Voor filosofen zijn dit soort kwesties heerlijk, omdat ze wijzen op problematische vooronderstellingen die schuilgaan in ons ogenschijnlijk onschuldige, alledaagse taalgebruik. Kunnen potenties bestaan? En zo ja, wat zijn ze dan als potentie? Als je van Mozart en Neymar zegt dat ze talent hebben, dan bedoel je iets anders dan dat ze iets buitengewoon goed kunnen, namelijk dat ze dat uitzonderlijke vermogen al in zich hadden ook op het moment dat ze dat nog niet konden laten zien – bijvoorbeeld omdat ze opgroeiden in een omgeving zonder klavecimbel of zonder voetbal. Maar kun je zinnig over zulke talenten praten? Kunnen ze bestaan? Zeg je iets begrijpelijks als je oprecht meent dat sommige tijdgenoten van Mozart een uitzonderlijk talent voor voetbal gehad moeten hebben? En zou het mogelijk zijn dat ik daadwerkelijk een uitzonderlijk talent heb voor een sport die pas over 200 jaar uitgevonden wordt?

Talent heeft op twee fundamentele manieren te maken met deskundigheid, en daarin schuilen voor mij twee complicaties die ’talent’ een tamelijk dubieus begrip maken. De eerste relatie betreft het gegeven dat beiden domeinspecifiek zijn. Talent heeft altijd betrekking op een afgebakend domein. Natuurlijk kunnen individuen meerdere talenten hebben, zoals Mozart voor klavecimbel, viool, orgel en componeren, maar juist het feit dat we het meerdere talenten noemen, laat al zien dat ieder talent domeinspecifiek is. En dat geldt ook voor deskundigheid. Die is altijd specialistisch, nooit generiek. De tweede relatie betreft het feit dat we deskundigheid nodig hebben om een talent vroegtijdig te ontdekken. De expert herkent het talent, nog voor het zich ten volle in de openbaarheid heeft getoond. Daarom hebben voetbalclubs goede scouts nodig en ambitieuze ouders nuchtere deskundigen die afremmen als dat nodig is – of juist aanmoedigen als ze echt talent menen te zien. 

Deze afhankelijkheid van experts heeft twee nadelen, waarvan de eerste simpelweg die afhankelijkheid zelf is. De expert eist een zelfverklaard voordeel op: hij weet, waar wij als leken in onwetendheid rondtasten. Het tweede nadeel schuilt in de domeinspecificiteit. De expert herkent in een talent zichzelf, iemand van zijn eigen soort. Daarmee houdt hij, ook als wij dat ongewenst vinden, de eigen greep op het desbetreffende domein in stand. Dit was een bekend nadeel van de Middeleeuwse gilden: hun meesters zijn vaak ook sterke conservatieve krachten geweest. 

Er is wel iets te doen aan dit knellende verbond tussen talent en deskundigheid. Daarvoor is een sterke nadruk nodig op een aspect van talent dat nogal eens onderbelicht blijft: dat het met groeisnelheid te maken heeft. Iemand met talent ontwikkelt zich uitzonderlijk snel. Dat kan in één domein zijn, of in meerdere tegelijk. Zo’n groeitalent heeft geen deskundige nodig die hem snel helpt in te voegen in een bestaand domein, maar een flexibele en enthousiaste coach, iemand die zich snel kan aanpassen, die op nieuwe uitdagingen weet te wijzen. Dat kan natuurlijk best een expert zijn die in zijn eigen domein voortdurend nieuwe uitdagingen weet aan te bieden. Maar het kan ook een intrigerende vreemdeling zijn of een inspirerende dwarsdenker – iemand die het talent aan het denken zet.

Zo’n enthousiaste coach heeft nog een ander voordeel. Hij stimuleert ontwikkeling om de ontwikkeling en niet omdat hij een belang heeft in het vroegtijdig ontdekken van een jonge versie van hemzelf. Dat lijkt me goed voor onze talenten, dat ze de ruimte krijgen. Want hijgerige aandacht voor snelle carrières is er al meer dan genoeg.

3 Reacties

  1. Deze blog laat in mijn beleving zien dat talent slechts bestaat als het (h)erkent wordt door de gevestigde orde. Op dat cruciale (h)erkenningsmoment is het talent van zijn vrijheid beroofd en zal het onderhevig zijn aan de wilskracht(en). We leven in een tijd dat wilskracht de overhand heeft. Het is lastig om het leven waarin het talent zich manifesteert (ook) zijn natuurlijke beloop te laten. Dat vraagt om een ontspanning in de inspanning. Als dat lukt ontstaan werkelijk nieuwe dingen die niet alleen aan het talent kunnen worden toegeschreven maar een samensmelting zijn van het (universele) nog niet gekende potentieel en het talent.

  2. Mooi beschreven. Denk er hetzelfde over. Heb ook het boek Peak gelezen van Ericsson en Poole, waarin staat dat talent niks is zonder een coach die het tot volle bloei kan brengen . En dat gerichte oefening altijd nodig is om tot expertise (volle wasdom) te kunnen komen. Jammer genoeg is het begrip ‘talent’ in ons onderwijs een geheel eigen leven gaan leiden en als je op een school vraagt wat dan talentgericht werken is, komt er een soort halfbakken antwoord en geen definitie van het begrip talent. Ga een paar mensen tippen over dit blog….Dank!

  3. Ik ben geen filosoof en meestal splits ik Talent en Potentieel.
    Als katalysator groei en bloei ben ik van Groeipotentieel vaak meer gecharmeerd dan van Talent.
    Latent Talent of Onderdrukt Talent boeit me dan wel weer in die zin om het Zelfinzicht en Ontwikkelvermogen aan te zetten.
    Ik ben dan ook zeer gecharmeerd van de aanpak die je aan het einde van jouw beschouwing beschrijft.

Reacties zijn gesloten.