Accepteren we onze preventie-obsessie?

Onze buurt werd gisterenavond opgeschikt door een hilarische bijdrage aan ons onderlinge wantrouwen. Wij hebben sinds een maand of acht namelijk een buurtapp. Dat was tot nu toe vooral een bron van hinderlijke berichten over glazenwassers en zo, maar gisteren werd het serieus:

Verdachte situatie op Stokerstraat 2. Bewoner niet thuis. Een man hield zich daar verdacht op (donkere kleding, lengte ong. 1.80m). Politie is gebeld.

Dat klonk onaangenaam. Maar na anderhalf uur kwam het verlossende bericht:

Ik vermoed dat het onze zwarte piet was. Voor de kinderen om even aan te bellen en flink te kloppen bij nummer 4!!!! Was dus niks aan de hand.

Dat deed ik vroeger inderdaad ook bij de buren, zoals de buurman dat bij ons deed. Dat was spannend, vooral voor de kinderen, maar ook voor mijzelf. Het voelde namelijk altijd een beetje verdacht, waarbij ik dan maar hoopte dat als iemand mij zag, dat die dan zou snappen dat ik het voor de kinderen deed, om even aan te bellen en flink te kloppen.
Wat jammer dat die buurtapp de pret verpest.

Het is één van de vele onbedoelde neveneffecten van onze obsessie met preventie, een obsessie die behoorlijk uit de bocht begint te vliegen. En dát hadden we kunnen weten. Maar niet voorkomen. Want preventie heeft zelf immers ook een prijs. Dat betekent dat als je eenmaal begint met risico’s voorkomen, je vanzelf ook weer nieuwe risico’s schept: de onbedoelde neveneffecten. Die kun je niet vermijden zonder in een paradoxale regressus terecht te komen, aan het eind waarvan je alleen nog maar kunt verzuchten dat we hadden moeten voorkomen dat we ooit geboren waren.
Nu we echter allemaal al geboren zijn, kunnen we niet anders dan leven met risico’s. Als we dat verstandig willen doen moeten we niet beginnen met preventie, maar met acceptatie.
Het gaat namelijk niet om de risico’s die we kunnen voorkomen, maar om de risico’s die we kunnen accepteren.
En dan krijg je dit soort vragen:
Willen we het risico accepteren dat we de hele buurt alarmeren als we op Sinterklaasavond voor de kinderen bij de buren aanbellen en flink kloppen?
Willen we 4286 mensen met behandelde schizofrenie van hun vrijheid beroven om daarmee de doodslag door één andere persoon te kunnen voorkomen, zoals onlangs door Matthé Scholten werd voorgerekend?
Willen we onrust stichten in gezinnen waar de kinderen wel eens een rijstwafel eten omdat we de voedingsindustrie willen wijzen op het overschrijden van de toegestane waarde voor arsenicum en de NVWA willen dwingen beter toe te zien op handhaving?
Willen we een zo hoog mogelijke opleiding om de concurrentie op de arbeidsmarkt zo goed mogelijk vóór te blijven?
Al dit soort vragen zijn varianten van deze:

Willen we wantrouwen en angst aanwakkeren, om ons veiliger te voelen?

Vooral deze laatste vraag laat de paradox van de preventie-obsessie mooi zien. Het is een oude paradox, door Juvenalis al meer dan 1900 jaar geleden opgetekend: Wie bewaakt de bewakers?
Het is een vraag die we moeten proberen te ontvragen. Je veiliger voelen heeft niet met preventie te maken, maar met vertrouwen. Bewakers moet je niet willen bewaken. Dat wil je ook helemaal niet, als je goed nadenkt.
Net zo min als je jarenlang iedere dag zoveel rijstwafels wil eten dat je last krijgt van het arsenuicum dat er in zit. Dan ga je nog liever gewoon dood, toch?

1 Reactie

  1. Dag Jan,
    Nog niet zo lang geleden stelde een inwoner voor om bepaalde bomen bij haar in de buurt maar te kappen: er zouden regelmatig jongens in klimmen die uit die boom zouden kunnen vallen! En dat terwijl we als ouders ons best doen om kinderen om te laten gaan met de risico´s van het leven zelf…..een smak maken op je kin, soms een armpje breken, helaas…. Daar word je groot en sterk van en je ontwikkelt een inschattingsvermogen.
    Doorgeslagen preventie schaadt het vertrouwen in elkaar en het vermogen om wonderlijke situaties aan te kunnen. Bovendien ontneemt het de kinderen uit het voorbeeldje van de bomen het genot van een spannende middag buitenspelen. Groet, Corrie Dolmans

Reacties zijn gesloten.