Te groot

De wereld wordt klein voor mijn moeder. Te klein, denk ik, als ik haar bezoek, en begrijp dat ze nu ook al geen TV meer kijkt omdat ze het niet verstaan kan, omdat de ondertiteling te snel gaat en ze ook de meest eenvoudige informatie niet meer bevatten kan. Ze eet nog wel beneden, in het ‘restaurant’, zoals de eetzaal in haar verzorgingshuis heet. Maar verder komt ze haar kamer niet meer af. Achttien vierkante meter, meer is het niet. Voeg daar haar mistige geheugen bij, en de pijn in haar spieren waarvoor ze iets van de zusters krijgt – paracetamol, herinnert ze zich ineens – en je voelt hoe klein de ruimte is waarin haar leven zich afspeelt. Er komt bezoek, maar daar blijft niet meer van hangen dan een naam die in de agenda is geschreven. En ze belt liever niemand op. “Omdat ik niets leuks te vertellen heb.”

Het is als een winterslaap die zich onherroepelijk aankondigt.

Het contrast met de klimaattop is enorm. Vertegenwoordigers van 195 landen die na negen jaar lobbyen afspraken proberen te maken over de kwaliteit van de dampkring waarin aan het eind van de 21ste eeuw bijna elf miljard mensen zullen leven. Hoeveel te groot is die wereld voor ons bevattingsvermogen?

Stel je een delegatielid voor, uit een willekeurig land, Venezuela, Kenia, Mongolië of Nederland. Hoe groot is haar wereld? Denk aan de mensen die ze gesproken heeft in Parijs, de loopbaan die haar daar heeft gebracht, de collega’s thuis met wie ze strategische afspraken heeft gemaakt, de pers die ze misschien te woord zal staan, de verantwoording die ze onder woorden zal proberen te brengen, de punten en komma’s die ze heeft bijgedragen aan het uiteindelijk gepresenteerde slotakkoord en de echo’s daarvan die haar in haar hotelkamer vergezellen, als ze moe, en wellicht voldaan, in slaap valt.

Geen winterslaap. Ook geen zusters die haar warm instoppen. Misschien droomt ze van kilometers zonnepanelen in de Sahara.

Morgenochtend eet ze beneden, in het restaurant, haar croissant. Ze drinkt er koffie bij, café au lait, uit zo’n grote kop. Daarna neemt ze een taxi naar een vliegveld. Charles de Gaulle, Orly, Le Bourget.

Ik stel me haar voor in een vliegtuig, een nauwelijks zichtbare stip die een witte streep trekt door de blauwe lucht.

Wat zou Protagoras toch bedoeld kunnen hebben toen hij zei dat de mens de maat van alle dingen is?