Een warm welkom

Bij het afscheid van Sjef Drummen, onderwijskunstenaar te Roermond, werd mij gevraagd of ik antwoord wilde geven op de vraag wat leerlingen nodig hebben om voorbereid te zijn op de hedendaagse samenleving. Het is een vraag waar ‘curriculum.nu’ zich over buigt, een vraag die de onderwijswereld bezighoudt en verscheurt. Toch is het een vraag die geen antwoord verdient, die eigenlijk ontvraagd moet worden, die stilletjes van het podium van onze aandacht zou moeten verdwijnen, omdat zij ons zinloos begoochelt.

Er bestaan belangrijke filosofische vragen waarop geen antwoord te geven is. Die vragen zijn vaak diep en ze verdienen serieus onze aandacht, zoals de vraag hoe lang een geslaagd leven duurt en wat we dan zouden moeten doen met levens die over hun houdbaarheidsdatum heen zijn – een vraag die in het kader van een onderwijskunstenaar die met pensioen gaat nog relevant is ook. 

Er zijn echter ook nepvragen, lege vragen, vragen waarop geen antwoord te geven is, maar niet omdat ze diep zijn. Zulke lege vragen klinken alleen maar als een vraag omdat er aan het eind een vraagteken staat. Maar er wordt in feite niets gevraagd. Wat gebeurde er vóór de Big Bang? Hoe smaakt een drie? Wat is het geluid van een omvallende dinsdag? Hoeveel vrouwen heeft een vrijgezel?

In die categorie moeten we ook – zo zou ik willen betogen – de vraag plaatsen naar wat leerlingen nodig hebben om voorbereid te zijn op de hedendaagse samenleving. Het is een lege vraag. En het is helaas geen onschuldige, maar een kwalijke nepvraag omdat hij de hele onderwijswereld op een dwaalspoor brengt en onze kinderen – zonder dat zij dat door hebben of kunnen bevatten – opzadelt met een somberstemmend probleem.

Er zijn maar een paar observaties nodig om je de ernst te laten voelen van mijn dringende advies om deze vraag te ontvragen. De eerste is deze: als je de vraag serieus neemt, accepteer je in feite stilzwijgend dat er ergens in het leven van jongeren een moment komt waarop beoordeeld moet kunnen worden of zij voldoen aan de een of andere startkwalificatie. 

Een startkwalificatie! 

Laat dat woord eens goed tot je doordringen en verplaats je in de positie van een kind dat zich zenuwachtig afvraagt of het toegelaten zal worden. Wat als het antwoord ‘nee’ is, zo kun je je de angstige fantasie van zo’n kind voorstellen. Wat dan? Want het kind is er al! Het is er al een hele tijd maar al die tijd moet het blijkbaar leven onder het juk van een tijdelijke aanstelling die wellicht niet verlengd zal worden. 

Er ligt vast een Christelijk verhaal over de zondeval ten grondslag aan het idee van een startkwalificatie. En ik moet ook denken aan de Dag des Oordeels, bij Petrus aan de hemelpoort. Dat je dan de toegang wordt geweigerd, maar omdat je al dood bent kun je nergens meer heen. Jou rest dan slechts het vagevuur, waar zich een louteringsproces van onbekende duur zal afspelen. Je zult maar met dat idee opgroeien.

Dus, nee, kinderen hoeven niet voorbereid te worden. Er wordt heel iets anders gevraagd van de volwassenen die waken over de kwaliteit van de samenleving en die als leraren ongetwijfeld de beste paternalistische bedoelingen hebben. Laat ze stoppen met het toetsen en instrueren van hun leerlingen. Laat ze de blik naar buiten richten, naar buiten de school. Het vormende werk is ergens anders nodig. Leerlingen hebben namelijk geen voorbereiding nodig, maar een warm welkom. Zij hebben geen afsluiting van hun opleiding nodig, maar een uitgestoken hand die hen van buiten de school tegemoet komt. Leerlingen hebben geen diploma nodig dat zij als een sleutel zullen moeten gebruiken om een normaal gesproken goed gesloten samenleving binnen te kunnen komen. Nee, zij hebben een samenleving nodig die naar hen uitkijkt, een welkomstcomité dat de rode loper uitrolt, en dat enthousiast laat merken dat ieder kind gezien wordt, dat iedereen welkom is en dat er voor iedereen iets relevants en zinvols te doen is. 

Jongeren hebben een toekomst nodig, de ruimte. Met hun levenslust kunnen ze immers bergen verzetten, maar niet als ze het idee hebben dat ze die toekomst eerst nog moeten verdienen. Als ze beseffen dat ze aan de voordeur getoetst zullen worden en dat ze daarom goed voorbereid moeten worden op een samenleving die in eerste instantie eigenlijk niets met ze kan, dan zakt hen de moed in de schoenen, dan wordt hen de lust ontnomen, dan zakken ze onderuit op een bank en laten zelfs toe dat hen verweten wordt dat ze alleen maar willen chillen.

Helaas is dat de boodschap die ons onderwijsbestel onze leerlingen geeft. Welkom ben je niet. Je bent een last. Misschien, heel misschien, als jij je stinkende best doet en als wij ons op de juiste manier inspannen om jou voor te bereiden op een leven dat je nu nog niet waard bent, dan… ja, dan zou het mogelijk moeten zijn dat je het gaat redden. 

Dat vertellen we onze kinderen als we elkaar als volwassenen vragen wat leerlingen nodig hebben om voorbereid te zijn op het maatschappelijke leven. 

Laten we die vraag daarom maar gauw ontvragen. Laten we de boodschap van Toon Hermans, die andere woordkunstenaar uit Limburg, nu eindelijk eens verstaan:

Wat wil je worden vroeg de juf? 
Het was in de derde klas. 
Ik keek haar aan en wist het niet. 
Ik dacht dat ik al iets was.

PS

Iedereen die Sjef Drummen ook maar een beetje kent, zal weten dat hij hartstochtelijk, visionair en praktisch aan de wieg heeft gestaan van het Agora-onderwijs. Dat onderwijs past in een samenleving waarin het volstrekt vanzelfsprekend is dat bovengenoemde vraag ontvraagd is. In het Agora-onderwijs wordt de rode loper voor ieder kind uitgerold. En niet alleen voor ieder kind. Voor ieder mens. Wat een warm welkom!

4 Reacties

  1. Wat een prachtig pleidooi voor het zien en heel-houden van kinderen. Sjef is met zijn Agora-onderwijs erin geslaagd om vanuit het kind samenwerken en ontwikkelen tot stand te brengen. Goed voorbeeld doet volgen: op naar meer scholen die ieders unieke persoonlijkheid als vertrekpunt nemen voor samenleven en leren!

  2. Dit vind je ook bij Biesta. We helpen onze leerlingen in de wereld te komen. Mooi vind ik dat.

    1. In een maatschappij die krampachtig vasthoud aan controle, is het moeilijk om dat los te laten en te vertrouwen op de kracht van jonge en ondernemende mensen. Als je een 2-span jonge paarden voor de wagen hebt staan, moet je leiding geven via de teugels en je stem, en dat doe je door ze ruimte te geven en vertrouwen. Dus ontspannen, zelf ontdekken, aanmoedigen en belonen, en als het moet laten weten met zachte hand dat je er bent. Een leidinggevende snapt dit, maar voor een manager is loslaten erg moeilijk. Als onze kinderen zouden leren van de fouten van de ouders, dan ging de evolutie heel snel… Loslaten dus.

Reacties zijn gesloten.