De moeite waard

Zo af en toe kan de Nederlandse taal mij ontroeren, omdat je er sommige dingen soms zo mooi en zo treffend in kunt zeggen. Als we het hebben over iets dat zinvol of betekenisvol is, bijvoorbeeld, dan zeggen we dat het de moeite waard is. En zo is het.

Een zinvol leven is een leven dat de moeite waard is, en datzelfde zeg je ook over een zinvolle baan, taak, opleiding of samenwerking. Ze zijn de moeite waard. Het gedoe, geploeter, gepruts krijg je er vanzelf bij: het gaat om de moeite, die is zichzelf waard. Zonder moeite is er blijkbaar niets aan. En ook dat is weer mooi gezegd: iets dat vanzelf gaat, dat niet moeilijk is, daar is niets aan. 

Is het naïef om de Nederlandse taal zo om zijn zeggingskracht te roemen? Of maak ik hier dezelfde fout waarop ik ooit – met ironisch genoegen – een Franse filosoof betrapte, toen hij opmerkte dat de Franse taal het meest geschikt is om in te filosoferen omdat het de enige taal is waarin de volgorde van de woorden dezelfde is als de volgorde waarin we ze denken. Misschien huist er slechts een oude Calvinistische geest in onze taal waardoor ik het vanzelfsprekend (!) ben gaan vinden om van hard werken te houden. Misschien is het wat dat betreft tijd om onze taal eens te herzien omdat we dat Calvinisme inmiddels liever kwijt dan rijk zijn.

Maar gaat het hier om Calvinisme of gaat het om levenslust? Die vraag beantwoorden de baby’s voor ons, de baby’s die zich nog geen taal eigen hebben gemaakt en die nog niet ingelijfd zijn door een regime van soberheid, lijdzaamheid en arbeidsplicht. Kijk maar eens naar de inspanning die een baby zich getroost om zoiets simpels en onbeduidends te leren als omrollen – maandenlang. Kijk hoe hij eindeloos blijft proberen om voorwerpen te grijpen en vast te houden, om rechtop te leren zitten, vast voedsel te kauwen, te kruipen, woordjes te verstaan, te lopen, praten, zelf te eten. Geen inspanning is te veel. 

Dat heeft niets met Calvinisme te maken, maar met levenslust, met pure levenslust, een diep verlangen om met ons mee te doen, om het zelf te kunnen. Baby’s laten volkomen overtuigend zien dat het leven de moeite waard is. Al dat gedoe, gepruts en geploeter is zinvol, betekenisvol, waardevol – het is het leven zelf.

Daar schuilt nog een volgende wijsheid in die we tegenwoordig gemakkelijk over het hoofd zien omdat we zo instrumenteel en resultaatgericht met zin en waarden omgaan. Alsof inspanningen er alleen maar toe doen omdat ze iets opleveren. Onderwijs, therapie, behandeling, dienstverlening, zorg: allemaal zinvol geploeter omdat het je iets brengt. Kennis, bijvoorbeeld, of gezondheid, herstel, rust, geluk. Alsof het ons daarom te doen zou zijn. Alsof we ons al die inspanningen alleen maar getroosten om er zo gauw als mogelijk mee op te kunnen houden. 

Hier keert de grammatica van de taal zich echter een beetje misleidend tegen ons. We zeggen immers dat het de moeite waard is. Daardoor lijkt ‘het’ iets anders dan die moeite, een waardevol resultaat, dat dus inderdaad de moeite waard is, maar dat even waardevol zou zijn als we het zonder die inspanning ook zouden kunnen krijgen. Dat is de misleiding van de grammatica. Baby’s hebben daar nog geen last van. Die draaien zich op hun rug alleen maar om weer terug op hun buik te willen rollen, die kruipen, babbelen en eten om het kruipen, babbelen en eten zelf. 

Wij zouden die misleiding ook onmiddellijk doorzien als we in plaats van kennis, gezondheid of geluk over conditie zouden spreken. Want conditie krijg, houd en heb je alleen maar dankzij en voor zover je je inspant. Conditie is geen houdbaar resultaat. Het is puur om zichzelf de moeite waard, het is die moeite. Daarmee staat conditie op een mooie manier model voor het leven. Wie een al te instrumentele en resultaatgerichte instelling heeft, zal in de conditietraining bij uitstek de absurditeit van het bestaan zien. Dat maakt het leven echter net zo min als de conditie­training zinloos. Het laat in feite slechts zien dat een instrumentele en resultaatgerichte kijk op zin en waarde absurd is.

Het leven is de moeite waard, maar niet, natuurlijk, vanwege het resultaat – want dat is gewoon de dood. Het leven is de moeite waard zoals een dans, een baan, een opleiding of een maaltijd de moeite waard is. De volle maag is uiteindelijk niet meer dan een waardeloze, Calvinistische vertekening, die net als conditie bijzonder vluchtig is. Want voor je het weet heb je alwéér honger. En niemand die dan denkt “Shit. Dat eten is alweer mislukt.” Nee. Blijmoedig begin je met het voorbereiden van de volgende maaltijd, zoals een baby van zijn rug weer terug naar zijn buik wil rollen. 

Keer na keer. Eindeloos geploeter. De moeite waard.

[Deze blog verscheen in september 2019 als een column in de nieuwsbrief van het RadboudCSW.]