Onderwijs als mensenwerk

Pedagogen en onderwijswetenschappers menen dat mensen in twee wezenlijk verschillende groepen onderscheiden kunnen worden, die ze meestal ‘kinderen’ en ‘volwassenen’ noemen, maar soms ook ‘novicen’ en ‘experts’. Mij bevalt die principiële tweedeling niet. Ze lijkt onterecht te impliceren dat de ene helft van de mensen (de kinderen en de novicen) nog geen toegang heeft tot de wereld. Dat idee heb ik nooit begrepen, al was het maar omdat opvoeding en onderwijs zich natuurlijk zelf wel degelijk in de wereld afspelen.

Als filosoof werkzaam bij het Radboud Teaching and Learning Centre kijk ik vanuit ons oude, nog niet gesloopte gebouw naar het prachtige nieuwe Maria Montessorigebouw. Daar werken de pedagogen en de onderwijswetenschappers die volgens mij een fundamentele vergissing maken, omdat zij vooronderstellen dat de menselijke interactie die kenmerkend is voor het onderwijs, plaatsvindt tussen twee wezenlijk ongelijksoortige menselijke gestalten: kinderen en volwassenen. Ook in het onderwijs, echter – zelfs juist in het onderwijs – zijn kinderen en volwassenen volgens mij eerst en vooral mensen; net zo gelijk of ongelijk aan elkaar als bankbedienden, roodharigen, beroepsmusici, peuters, ADHD’ers, uitvinders, vrouwen, boeddhisten, wielrenners, enzovoort. 

Ik meen dat de bewijslast bij mijn opponenten ligt: waarom zouden we onderwijsinteracties fundamenteel moeten onderscheiden van andere menselijke interacties door te wijzen op de wezenlijke ongelijksoortigheid tussen enerzijds kinderen en anderzijds volwassenen? 

Op het eerste gezicht lijkt me de positie van de pedagogen kansloos. Er bestaat immers ook volwassenenonderwijs en dan heb ik het niet alleen over tweedekansonderwijs en bedrijfsopleidingen. Volgens de letter van de wet zijn vrijwel alle studenten in het hoger onderwijs volwassen. De hiërarchische rolverdeling die pedagogen in onderwijsinteracties zo graag lijken te willen benadrukken, zal een andere grondslag moeten hebben dan die tussen kinderen en volwassenen. 

Als onderwijswetenschappers hier de pedagogen te hulp schieten door over novicen en experts te beginnen, raken beiden overigens van de regen in de drup. De begrippen ‘novice’ en ‘expert’ hebben alleen zin in helder afgebakende specialistische domeinen, in vakgebieden. Maar de meeste menselijke interacties spelen zich helemaal niet af binnen de duidelijke grenzen van een vakgebied. Bovendien verschuiven de grenzen tussen vakgebieden voortdurend. Interprofessionele samenwerking is tegenwoordig niet voor niets een hot item – we hebben in deze hypergespecialiseerde samenleving de grenzen van vruchtbare arbeidsdeling op basis van expertise echt wel bereikt. 

En wanneer is iemand een expert? Als een leerkracht in het primair onderwijs over de bloemetjes en de bijtjes begint en kinderen inzicht biedt in de wonderen van de geslachtelijke voortplanting, is zij – ja, meestal een zij – dan een expert? Of moet je daarvoor een tweedegraads bevoegdheid in de biologie hebben behaald? Een masteropleiding biologie? Een promotie in de biologie? Een hoogleraarschap? Expertise is niet alleen een smal begrip, maar ook een relatief begrip. 

Expertise heeft met volwassenheid precies dát gemeen wat ik de fundamentele vergissing vind: de suggestie dat de expert of volwassene al daar is waar de ander nog naar onderweg is, naar streeft of zou moeten streven. Onderwijswetenschappers beginnen dan over kwalificatie, een potentieel verhelderend begrip dat verder natuurlijk net zo smal is als het begrip expertise. Pedagogen pakken dit breder, warmer en ogenschijnlijk menselijker aan door het te hebben over de verantwoordelijkheid van de volwassenen om de kinderen in te leiden in de wereld die zij al bewonen en al hebben leren kennen. 

En die zij grotendeels al hebben verpest…

Als volwassene had ik deze toevoeging wellicht moeten onderdrukken, maar ik laat haar nu toch expres staan, om het vooronderstelde éénrichtingsverkeer ter discussie te stellen. Want de suggestie van de hiërarchische tweedeling van rollen in het onderwijs lijkt te impliceren dat het kind nog niet in de wereld is, maar daar nog in moet worden ingeleid. Letterlijk genomen is dat natuurlijk een vergissing. Het kind is al in de wereld. Maar daarbij moet dan wel een groot vraagteken gezet worden achter dat kleine lidwoordje “de”. Want welke wereld is dat? 

Ik ben een fan van het irrealisme van de Amerikaanse filosoof Nelson Goodman en van diens slogan “The world is many ways.” Als ik jou niet begrijp en jij mij niet, dan kan ik jou mijn wereld in proberen te trekken of mij in jouw wereld proberen te verplaatsen. Of we kunnen – en dit is mijn voorkeur – samen een derde wereld voor ons beiden bouwen. Dat is in de menselijke interactie volgens mij de dagelijkse realiteit. En dat zou het ook in het onderwijs moeten zijn! 

Het kind hoeft niet in de wereld van de volwassene ingeleid te worden en de volwassenen hoeft zich niet in de wereld van het kind te verplaatsen. Laat onderwijs toch gewoon mensenwerk zijn, een plek waar mensen samen bouwen aan een nieuwe wereld voor hen allen – of ze nu kind, volwassene, bankbediende, ADHD’er of wielrenner zijn. Een plek voor iedereen. Daar gaat het om.

[Een ingekorte versie van deze column verscheen eerder in Montessori Magazine, 45(1), november 2021.]