Onderwijs: historische gevalsstudies

Het novembernummer van Van Twaalf tot Achttien, vakblad voor voortgezet onderwijs, is een special over onderwijs en onderzoek. Wat voor praktijken zijn dat? Wat hebben ze aan elkaar? Waar zitten ze elkaar in de weg? En wat kunnen of moeten leraren in hun onderwijs met al dat wetenschappelijke onderwijsonderzoek? Ik werd gevraagd om een korte beschouwing. Daarin zeg ik iets over de volgens mij onwenselijke scheiding tussen de onderwijs- en de onderzoekspraktijk. Ik zie het liefst onderwijzers die onderzoekend met hun eigen onderwijs omgaan. Maar als er dan toch sprake is van op zichzelf staand onderzoek naar de onderwijspraktijk, beschouw dat dan alsof het om historische gevalsstudies gaat.

In het domein van de sociale wetenschappen is de scheiding tussen praktijk en onderzoek voornamelijk een vergissing, een gevolg van een slecht begrepen opvatting over wetenschappelijkheid. Onderwijs en onderzoek horen diepgaand geïntegreerd te zijn. De notie evidence impliceert een verschil (in werkwijze, maar vooral ook in rechtvaardigend gewicht) tussen wat de deelnemers aan de onderwijspraktijk over die praktijk te weten komen en wat onbetrokken en afstandelijke observatoren van die praktijk te weten komen. Soms wordt dit verschil een verschil genoemd tussen ervaringskennis en theoretische kennis, maar dat zijn uiteindelijk nauwelijks zinvolle en misleidende termen.

Het wordt voor mij een hachelijke zaak op het moment dat we denken te kunnen generaliseren, maar niet hebben nagedacht over wat er komt kijken bij generalisaties in het empirische domein. De suggestie dat je resultaten die in een bepaalde context met een bepaalde populatie door bepaalde onderzoekers zijn behaald op een valide manier zou kunnen extrapoleren naar andere contexten, andere populaties en andere observerende en interveniërende professionals. Maar in de onderwijspraktijk weten we helemaal niet op grond van welke generalisaties dergelijke extrapolaties mogelijk zouden zijn. De ene populatie is de andere niet, de ene context is de andere niet, de ene docent is de andere niet en de ene onderzoeker is de andere niet. Het is niet voor niets dat de uitspraak van Dylan William zo populair is: ‘Everything works somewhere, nothing works everywhere.’

De onderwijswetenschappen hebben geen uitgewerkte, coherente ontologie, epistemologie en meettheorie. Ontologie: welke zijn de objecten die ze bestuderen, wat voor soort eigenschappen hebben die objecten, en hoe behouden die objecten hun onafhankelijke status tegenover de onderzoekers die hen beschrijven? Epistemologie: wat wil het zeggen dat ik iets weet, en niet alleen maar iets denk te weten? En hoe historisch en gesitueerd is die kennis? Meettheorie: met welke werkelijkheid heb ik te maken als ik een meting verricht? Hoe grijpt die meting in in die werkelijkheid en hoe laat die werkelijkheid zich kennen via die meting? Wat is de relatie tussen wat ik weet, wat er is, en de meetinstrumentaria die bemiddelen tussen wat ik weet en wat er is?

Mijn oplossing (althans mijn suggestie): beschouw al het onderwijsonderzoek als historische gevalsstudies. Probeer van de geschiedenis te leren, maar doe dat precies zoals we dat nu eenmaal doen als het écht over historische gevalsstudies gaat. Er zijn altijd verbanden en ook verschillen. En er zijn altijd unieke omstandigheden. We kunnen ontzettend veel leren van Theo Thijssen zoals we ontzettend veel kunnen leren van de oorlog in Oekraïne. Maar we leren er juist ook van door naar de bijzondere casus te kijken en door ons oordeelsvermogen over gelukkige klassen en/of Europese oorlogen verder te ontwikkelen. Uitgeleerd raken we nooit; wetmatigheden vinden we nooit.

Het belangrijkste vind ik dat we moeten inzien dat het onderscheid tussen onderwijs en onderzoek vooral een sociologisch onderscheid is. Het is gebaseerd op een intellectuele arbeidsdeling die in het domein van de sociale wetenschappen niet volgehouden kan worden. Het is een arbeidsdeling die hiërarchie en macht camoufleert en die leraren kleineert door ze fundamenteel te beschouwen als uitvoerders, uitvoerders van kennisclaims die zij in hun eigen onderwijspraktijk niet kunnen opdoen.

Onderwijzers zijn onderzoekers, maar dan moeten we hen wel aanmoedigen en voeden om de onderzoekende houding in te nemen ten aanzien van hun werk en hun leerlingen en moeten we ze ook aanmoedigen tot intensieve intervisie met hun collega-docenten, zodat ze een grote lerende gemeenschap kunnen worden, waarin iedereen van iedereen leert, omdat iedereen niet alleen anderen iets probeert bij te brengen, maar ook zelf duurzaam probeert te leren van wat anderen in te brengen hebben.

Deze tekst verscheen ook in Van Twaalf Tot Achttien, november 2022.

5 Reacties

  1. “Het wordt voor mij een hachelijke zaak op het moment dat we denken te kunnen generaliseren, maar niet hebben nagedacht over wat er komt kijken bij generalisaties in het empirische domein.”
    Zoals je het opschrijft, is het natuurlijk waar. Maar je impliceert dat er niet over wordt nagedacht. En dat is natuurlijk niet waar. Je mist hier de kern van (empirische) wetenschap.
    Tot zover mijn nitpicking.
    Een aardig stuk, waar ik het mee eens kan zijn. (ik heb de versie in Van12tot18 gelezen, ik neem aan dat de tekst identiek is).

    1. Bedankt voor het compliment, Ben.
      Wat je nitpicking betreft: jazeker, heb je gelijk dat de kern van empirische wetenschap is dat er bij voortduring nagedacht wordt over de weloverwogen implicaties die meekomen met het nemen van beslissingen over de gehanteerde ontologie, epistemologie, meettheorie en terminologie. Toch zie ik veel onderwijskundig en onderwijspychologisch onderzoek waarin klaarblijkelijk niet is nagedacht over deze implicaties. Als ik erg onaardig ben, dan is dat onderzoek dat nog het meest op Cargo Cult lijkt. (Zie Richard Feynman’s bijtende opmerkingen over science en pseudoscience: http://calteches.library.caltech.edu/51/2/CargoCult.htm)

  2. Beste Jan,

    Ik raak getriggerd door de keuze van de foto. Wat is de herkomst ervan en is daar ook theorie en wetenschap aan verbonden? De reden dat ik het vraag is dat ik me bezighoud met de impact van audio op leergedrag en het onderwijssysteem.

    Vriendelijke groet,
    Tjeerd van den Elsen

    1. De foto is gevonden op internet, waarbij ik zocht op ‘geschiedenis’ en ‘onderwijs’ en het eerste het beste plaatje koos dat ik een beetje vond passen. Verder geen bijzondere binding met wat en/of wie er op de foto te zien zijn.

  3. Omgevingen waarin iedereen van iedereen leert zijn er gelukkig al wel. Ook in het onderwijs. Er zijn al scholen in Nederland die -al dan niet onder de naam inclusieve school- hun leerlingen en leerkrachten op een betrokken en zeer moedige wijze ruimte geven om van elkaar te leren. Ik heb er van mogen proeven (als ouder) en kan zeggen dat deze ruimte werkelijk een verademing is. Het ontbreken van deze ruimte kan dan ook als verstikkend worden beschouwd en doet niemand goed. Maar er is hoop! Mensen worden wakker. En nee, er mag dan geen voorgeschreven leidraad zijn hoe je dit doet (godzijdank), er is wel een gedeelde motivatie: die intrinsiek aanwezig is en die eenmaal geraakt door iedereen begrepen wordt.

Reacties zijn gesloten.